Zo belachelijk kom je het maar zelden tegen…
In november 2021 verscheen een onderzoek dat misschien humoristisch bedoeld was, maar misschien ook niet. Het was uitgevoerd door de geharnaste vegans van Proveg samen met de ‘inlichtingendienst’ van Innova Market Insights (global knowledge leader in the food and beverage industry) en onderzoekers aan de universiteiten van Kopenhagen en Gent. Ze onderzochten het gedrag en de wensen van voedselconsumenten in tien Europese landen terwille van supermarkten en voedselproducenten. Die willen natuurlijk profiteren van de ‘onstuitbare neiging bij consumenten om vegan eiwitten in hun normale eetpatroon op te nemen’.
Luister – als je kunt – op vrijdag 20 mei even naar Mangiare, het ‘lekkerste programma’ van NPO radio 1. Het begint om 19.00 uur. Ik word erin ondervraagd vanwege de verschijning van mijn nieuwe boek (Eetgenot – zie de link naar de voorpagina van deze blog, linksboven). Als de uitzending net zo leuk wordt als het voorgesprek met de redactie, wil je die niet missen.
Hè? Wat zijn ‘vegan eiwitten? En waarom heb ik de onstuitbare neiging om die in mijn normale eetpatroon op te nemen? Gewone plantaardige eiwitten kunnen niet bedoeld zijn. Producenten zoals Nestlé, Starbucks en Coca-Cola weten best dat bijna de hele wereldbevolking al sinds mensenheugenis maar al te graag plantaardige eiwitten eet. Daar hebben ze geen nieuw onderzoek voor nodig. Champignons, artisjokken, havermout… Bevatten die dan geen vegan eiwitten? Kennelijk niet. Maar wat dan wel? Hebben veganisten soms eigen eiwitten die bij gewone stervelingen ontbreken?
In het onderzoek kwamen wel diverse soorten eters ter sprake. De proefpersonen moesten bijvoorbeeld invullen of ze ‘omnivoor’ waren, en dat waren ze als ze de uitspraak onderschreven: ‘Ik eet vaak vlees zoals rundvlees, varkensvlees, kip, kalkoen, vis en/of schaal- en schelpdieren.’ Klinkt niet echt fout, toch? Maar het is wel verwarrend. Je weet niet hoe vaak ‘vaak’ is en hoe groot de porties vlees dan zijn. Vaak = meestal? Dan hoort iemand die vier keer per week een plakje ham op zijn boterham neemt of tomatensoep met gehaktballetjes eet al meteen tot de grote massa zondaars die het klimaat versjteren en binnenkort aan enge ziektes overlijden.
Even eigenaardig is dat de definitie zwijgt over de groenten die omnivoren gemiddeld per dag tot zich nemen. Wie zich keurig aan de Schijf van Vijf houdt, krijgt 250 gram groente en 200 gram fruit per dag naar binnen plus nog een berg ander plantaardigs in de vorm van brood, ontbijtgraan, aardappels, noten, jam en nog zo wat. De feitelijke inname van die laatste categorie kwam volgens een RIVM-onderzoek een paar jaar geleden neer op 131 gram noten, 194 gram graan en graanproducten, 72 gram aardappels, enzovoort. Allemaal per dag. Opgeteld bij de Voedingscentrum-adviezen komt dat neer op algauw 850 gram plantaardig voedsel per dag. Terwijl onze vleesconsumptie volgens datzelfde RIVM gemiddeld rond de 100 gram per dag ligt. We eten dus minstens acht keer meer plantaardig dan dierlijk en ons eetpatroon is dus eigenlijk niet ‘omnivoor’ maar ‘voornamelijk vegetarisch’.
Hebben de onderzoekers het begrip ‘flexitarisch’ beter gedefinieerd? Dat gaan we zien. Flexitariër ben je volgens hen als je ‘ja’ zegt bij de stelling: ‘Ik eet soms vlees maar probeer mijn vleesinname te beperken en kies vaak in plaats daarvan voor op planten gebaseerde voedingsmiddelen.’ Die definitie is zo mogelijk nog raarder dan de eerste. Wetenschappers zien je eetpatroon niet als het echte patroon van wat je eet maar als een vage belofte van wat je gaat doen als dat zo uitkomt. Zo belachelijk kom je het maar zelden tegen. Die onderzoekers doen bovendien geen enkele poging om te achterhalen hoe serieus die beloftes zijn. Dat is een veeg teken. Ze hebben kennelijk nog nooit gehoord van proefpersonen die op vragen van onderzoekers sociaal gewenste antwoorden geven. Dat zo’n belofte iets betekent, geloof ik pas als het Amazonegebied herbebost wordt met het geld dat Transavia-passagiers betalen als vrijwillige CO2-compensatie. Nooit dus.
Maar de pescotariërs dan? Vegetariërs die wel vis eten? Je bent een pescotariër als je tegen de onderzoekers zegt: ‘Ik eet vis en schaal- of schelpdieren maar geen ander vlees.’ Punt. Ook dat is niet echt helder. Opnieuw hoor je niets over portiegroottes en vergelijkende hoeveelheden dierlijke en plantaardige eiwitten. En de definitie van de onderzoekers is ook voor de rest gewone flauwekul. Als zeehonden vragenlijsten konden invullen, zouden ze bijvoorbeeld perfect passen in de categorie van de pescotariërs, die wel vis eten maar geen ander vlees. Sterker nog: gewone zeehonden mogen – sinds enige tijd samen met hun grijze Britse neefjes – de hele Waddenzee leegeten en blijven evengoed beschermd. Harders, kokkeltjes, haring, vast wel eens een dikke paling… Dat zou ik ook wel willen! Maar ik mag het niet.
Gewone zeehond – een geboren pescotariër Foto: Ecomare/Salko de Wolf
Na deze vage, misleidende en willekeurige definities volgt nog veel gedoe met grafieken en cijfers. Maar veel interessanter is dat eindelijk de betekenis van ‘vegan eiwitten’ in zicht komt. Het is gewoon een kwestie van taal- en andere vervuiling. Over een bepaalde groep respondenten lees ik: ‘Van de vlees- en visproducten op plantaardige basis willen ze vooral graag gevogelte, rundvlees, zalm en tonijn in de supermarkt zien’ … ‘Voedingsmiddelen op plantaardige basis moeten de smaak van de conventionele dierlijke voorbeelden goed imiteren. Ze moeten er ook net zo uitzien en aanvoelen.’
Daarmee is de aap uit de mouw: vegan eiwitten zijn ‘vlees- en visproducten op plantaardige basis’ = nep & bedrog. Imitaties van gevogelte, rundvlees e.d. staan niet meer tussen aanhalingstekens of in een afwijkende spelling (zoals de ietwat malle ‘kipstuckjes’ van de Vegetarische Slager) maar worden fier als authentieke vegan eiwitten gepresenteerd. Voor dommige supermarktklanten moeten ze voor het echte product kunnen doorgaan. En dat lukt alleen als je elke pretentie van ‘vers’ en ‘natuurlijk’ loslaat en al tevreden bent met de onuitputtelijke trukendozen van de chemische grootindustrie. Als ik later groot ben en vegan word, wil ik ‘fris’ en ‘natuurlijk’ en geen brandnetel die chemisch zó is verbouwd dat hij naar kippenbout smaakt.
Ik word elke week getrakteerd door veganistische schoonzoon op een of ander veganistisch goedje dat zich voordoet als ‘vlees’ of ‘vis’. Soms zijn ze lekker, soms niet. Neem nou de ‘kip kerrie salade’ : ik vraag me af waarom het ‘kip’ moet heten. Er dwarrelen wat stukjes ‘textured protein’ zal ik maar zeggen (want ik weet het niet anders te omschrijven) zonder enige bespeurbare smaak – behalve veel kerriepoeder. Hoopvol kijkt hij elke week of ik ‘om’ ben. Nee, ik blijf voorlopig ‘flexitariër’. Alles op z’n tijd. Mooie Hollandse uitdrukking die ik lang geleden heb geleerd. Mooi artikel, Jacques.